Kunst kijken

Kunst kijken

De jaarlijkse Top 2000, de Canon van de vaderlandse geschiedenis, de 50 Best Verzorgde Boeken, de 25 beste restaurants, de 500 rijkste Nederlanders… Lijstjes, we zijn er dol op en krijgen er nooit genoeg van. Gezaghebbend kenner van moderne kunst Hans den Hartog Jager koos de 50 Nederlandse ‘kernkunstwerken’ van de afgelopen 50 jaar en presenteert zijn selectie, onder de titel ‘Vrijheid’ in museum De Fundatie in Zwolle. Net als bij de meeste lijstjes is hier sprake van een subjectieve keuze, zodat elke ervaren museumbezoeker zich op voorhand kan verheugen op de authentieke eigen verontwaardiging over de aanwezigheid of het ontbreken van juist dat ene werk of die ene kunstenaar. Maar de titel ‘Vrijheid’ haalt de angel uit elk misbaar, want hij zegt niet alleen iets over de kunst die zich vrij maakt van gezag en conventie en gangbare denkpatronen, maar ook over de vrijheid van de tentoonstellingsmaker om te kiezen wat hij wil. Ik treed het museum dus onbevangen binnen en word meteen mee op sleeptouw genomen langs een indrukwekkende, ja ongeëvenaarde collectie moderne Nederlandse kunst: schilderijen, tekeningen, foto’s, films, ruimtelijke objecten en installaties, zowel abstract als figuratief, anekdotisch en artistiek, poëtisch en uitbundig, groot en klein… En elk werk is voorzien van een informatieve, vaak scherpzinnige toelichting die steeds begint met geconcentreerd kijken om daarna te associëren en te concluderen. Nooit eerder werd ik zo helder meegenomen door de krochten en spelonken van het kunstenaarswezen. Neem bijvoorbeeld de toelichting op de fascinerende film Nummer acht, everything is going to be alright van Guido van der Werve: die ‘bestaat uit één beeld: een kleine man (de kunstenaar zelf) die over een ijsvlakte wandelt, met een dreigende ijsbreker op z’n hielen. […] het feit dat de enorme ijsbreker er gedurende de hele film niet in slaagt de nietige man in te halen, ook al zien we hoe moeizaam Van der Werve zich voortbeweegt en hoe weelderig de breker het ijs voor zijn boeg uit opstuwt, is het ware geheim van dit werk. Ondanks de beweging lijkt er niets te veranderen, terwijl je tegelijkertijd beseft dat de ijsvlakte vóór de kunstenaar ieder moment had kunnen opensplijten om hem genadeloos te verzwelgen.’ Geweldige tentoonstelling met overigens veel meer dan 50 werken. Het gaat om 50 kunstenaars, van wie sommige met een serie zijn vertegenwoordigd. Voor wie af en toe een museum voor moderne kunst binnenloopt, is deze uitstalling van topwerken een feest van hernieuwde kennismakingen en verrassende ontmoetingen. En voor anderen is het een uitgelezen mogelijkheid om eventuele (voor)oordelen te toetsen aan de ogen en – vooral – de pen van de tentoonstellingsmaker.

 

Jubilea zijn ook goed voor het maken van lijstjes. 300 km ten zuiden van Zwolle viert het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) in Gent zijn twintigste verjaardag met een grote overzichtstentoonstelling van 200 kunstwerken uit de (internationale) collectie. Het museum ligt prachtig aan het Jan Hoetplein, genoemd naar de spraakmakende twintigste-eeuwse Belgische kunstpaus, tevens eerste directeur van het SMAK. Ik bezoek de tentoonstelling in het gezelschap van een voormalig medewerker van Jan Hoet die verschillende kunstwerken van inside information voorziet. Zo verneem ik dat Jan Hoet als samensteller van een grote tentoonstelling in Japan het hangende houtobject ‘four small animals’ van de wereldberoemde Amerikaanse kunstenaar Bruce Nauman had geselecteerd. Het werk, met een verzekerde waarde van 300.000 dollar, werd vanuit Amerika naar Japan verzonden, maar bleek bij aankomst uiteengevallen. Hoet voorzag eindeloos touwtrekken tussen verzekeraars in Amerika en Japan en gaf ogenblikkelijk opdracht het werk voor het SMAK te kopen. Het hangt nu in de collectie. Ik verbeeld me dat ik de lijm van de reparatie zie zitten. Een andere anekdote gaat over ‘Drain’ van Robert Gober. ‘Drain’ is een handgemaakt afvoerputje van tin dat verticaal in de tentoonstellingswand moet worden verzonken. ‘Maar op welke hoogte?’ vroeg Jan Hoet aan de kunstenaar. Deze posteerde zich voor de wand en zwiepte de heupen obsceen voorwaarts, zodat zijn kruis de wand raakte, en zei: ‘op déze hoogte!’ In de tentoonstelling hangt ‘Drain’ op 1,50 m van de vloer. Die Gober moest dus wel een reus van ruim drie meter zijn geweest.

 

Kunstenaar Christoph Bügel richtte een zaal in met muren vol echte(!) Cobrakunst, met werken van Lucebert, Asger Jorn, Corneille en anderen. Maar dit is geen museumzaal, dit lijkt een opvangcentrum voor daklozen, met slordig opgemaakte matrassen op de vloer en rondslingerende of losjes over peperdure beeldhouwwerken uitgehangen kledingstukken. In de lijst van een groot olieverfschilderij van Karel Appel liggen een tube tandpasta en een borstel. Een foto is achteloos tussen lijst en doek gestoken. Een ongekend beeld! Of, zoals mijn pratende metgezel het stelt: ‘Dit is ondenkbaar in een Nederlands museum.’

 

De bijschriften in het SMAK halen het niet bij die in Zwolle, ze zijn wollig en ellenlang en onbegrijpelijk. Ze gaan over ‘werken die vanuit een “postmoderne” open benadering werden samengebracht, waarbij confrontatie, dialoog en het zoeken naar nieuwe verbanden centraal staan’. Ik geef het lezen op en luister liever naar de sterke verhalen. Dan stuit ik op een werk dat me de adem beneemt en geen woord nodig heeft, ‘Dead drawing’ van ene Charbel Boutros uit 2011. Een gelijkbenige driehoek waarvan twee ribben met grafiet op de muur getekend zijn en de derde het grafietstiftje zelf is, elegant rustend op twee fijne spijkertjes. Ook bij dit werk past een verhaal, maar dat glijdt mijn spreekwoordelijk andere oor uit, ontroerd als ik ben door alleen maar dit eenvoudige beeld.
____

Bijschriften:
‘Emo Verkerk “Portret van Georges Simenon”. George Simenon was een populaire detectiveschrijver. Hij was een notoire pijproker, seksverslaafd en leed zwaar onder de zelfmoord van zijn dochter. Precies dat kale, lege en obsessieve dat spreekt uit deze korte biografie heeft Emo Verkerk prachtig verbeeld. Het portret […] heeft geen drager [maar is rechtstreeks op de muur bevestigd]. Elk van de drie delen krijgt een symbolische betekenis. De grote neus staat voor de seksuele drift, de pijp is zowel fallussymbool als teken van bedachtzaamheid en de ogen [twee kleine gaatjes in de muur] priemen en verdwijnen tegelijkertijd. [Dit is] een perfect portret van een man wiens persoonlijkheid bijna verdwijnt in zijn gulzigheid.’

____

Museum De Fundatie, Zwolle – Vrijheid. De vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1968  t/m 12 mei 2019
Op maandag gesloten (museumdefundatie.nl)

SMAK, Gent – De Collectie (1), Highlights for a Future  t/m 28 september 2019
Op maandag gesloten (smak.be)

 

Bruce Nauman, ‘Untitled (four little animals)’
Robert Gober, ‘Drain’
Christoph Bügel, ‘Verlust der Mitte’
Charbel Boutros, ‘Dead drawing’

Tekst Huug Schipper