De boekendokter diagnosticeert en schrijft voor…

De boekendokter diagnosticeert en schrijft voor…


De bejubelde speelfilm The Wife gaat over de schaduwrol van de vrouw binnen het traditionele huwelijk. Wie de film gezien heeft, verwondert zich allicht over de enorme opofferingsgezindheid van de vrouw en over het gemak waarmee haar man – een beroemd schrijver die te horen krijgt dat hij de Nobelprijs heeft gewonnen – zich de ontwikkelingen laat welgevallen. Ik kan er niet te veel over kwijt – u wilt de film misschien nog gaan zien – maar de geloofwaardigheid van de plot staat wat mij betreft niet meteen als een paal boven water. Ik vind het moeilijk te geloven dat een vrouw zo toegewijd kan zijn aan haar echtgenoot als Joan Castleman, hoe overtuigend ook gespeeld door de actrice Glenn Close. Nu heeft Close eerder met haar huiveringwekkende rol van Alex Forrest in de film Fatal Attraction laten zien dat zij in staat is gestalte te geven aan vormen van extreem vrouwelijk gedrag – als ik haar zie ben ik op mijn hoede – en ik begrijp dat de regisseur haar daarom voor de hoofdrol van The Wife heeft gecast. Hoe het ook zij, ik verliet de bioscoop in de overtuiging dat deze fictie leed onder haar eigen definitie: van a tot z verzonnen. Dat is het dagboek dat Mensje van Keulen bijhield van de neergang van haar huwelijk in de jaren ’77 tot ’79 niet, maar dit boek zou ook gerust De Echtgenote kunnen heten. Het doen en laten van de ik-persoon is soms net zo onnavolgbaar als dat van Joan Castleman in de film, al is zij niet de vrouw van een grote schrijver, maar de grote schrijver zélf. Het literaire wereldje in Amsterdam in de jaren zeventig houdt zich op in cafés rond de grachtengordel, drinkt, rookt en snuift ruimhartig en belijdt de vrije liefde met een wonderbaarlijke vanzelfsprekendheid. Mensje van Keulen is jong, mooi, succesvol en getrouwd met Lon. In het dagboek beschrijft ze haar worsteling met de ontrouw van haar echtgenoot. Zij wil een kind, maar hij niet. Ze raakt zwanger, maar laat het weghalen, bang om hem te verliezen. Hij blijft nachtenlang weg, zij vermoedt dat hij een verhouding buiten de deur heeft. Hoe meer hij zich voor haar afsluit, hoe groter haar wanhoop. Herkent u de ingrediënten van een flutromannetje in een dubieuze pulpboekenreeks?: ‘Hij begon me zonder een kus of een woord te neuken. En het was nog lekker ook, hoewel ik dacht: Ik zou nee moeten zeggen, hij wil wat ik niet wil: me overheersen. Paniek golft door me heen als ik eraan denk alleen in dit huis te wonen. Dezelfde paniek is er als ik bedenk dat hij blijft.’ Het staat er allemaal echt zo. Alle vrolijke vrijheden van die jaren ten spijt, onderwerpt de schrijfster zich zonder verzet aan de grillen van het mannetjesdier. Het wordt nog erger als de verhouding van Lon met ene C. uitkomt en de bedrogen echtgenote deze C. in blinde woede te lijf gaat. Tot zover alles volgens de wetten van het overspel. Maar dan springt Lon ertussen en bedrijven ze even later gedrieeën de liefde. Leuk vindt ze het niet, maar ze doet volop mee – omdat híj het wil! De jaren zeventig waren bijzondere jaren. Wat het boek de moeite waard maakt, is dat Van Keulen niet alleen een slaafse echtgenote is maar ook een succesvol schrijfster met een interessante vriendenkring. Tal van illustere voornamen uit die tijd komen voorbij, zoals Ischa (Meijer), Gerrit (Komrij), Jan (Donkers), Hans (Warren), Maarten (’t Hart) en Maarten en Eva (Biesheuvel): ‘De telefoon ging. Het bleek Eva B. […] Ze vertelde over het Zwitserse mes dat Lon aan Maarten cadeau had gedaan (ik had hem nog gewaarschuwd dat hij dat beter niet kon geven). Ze was bang dat Maarten zich iets aan zou doen, had het verstopt en kon het niet meer vinden: “Maar waar dat mes nou toch is? Als Maarten anders vraagt waar zijn pijp is, doe ik mijn ogen dicht, zie ’m liggen en zeg: Op je tafel.”’ 

Hans Warren was dichter en boekbespreker van de Provinciale Zeeuwse Courant. Hij woonde en werkte in Zuid-Beveland. Regelmatig ontvluchtte Mensje van Keulen de Randstad om bij haar Zeeuwse vriend langs te gaan. Ze kocht zelfs een huisje in de buurt, om in alle rust te kunnen schrijven. 
Warren zou zich in de jaren ‘80 en ‘90 ontpoppen tot een formidabel dagboekenier. Van jongs af aan had hij in schriften heel erudiet en schaamteloos verslag gedaan van zijn leven als enig kind van NSB-ouders, van zijn passie voor de natuur, voor kunst en lekker eten, van zijn reizen en – vooral – van zijn gecompliceerde liefdesleven met een huwelijk waaruit drie kinderen geboren werden en de openbaring van zijn homoseksualiteit in een strenggelovige omgeving. Die dagboeken, 22 in totaal, staan bij mij in de kast op een ereplaats. Om de paar jaar verscheen een deel en ik keek er steeds reikhalzend naar uit. Zo was je jarenlang een onzichtbare aanwezige in een heel mensenleven tot en met de meest intieme momenten van de hoofdpersoon aan toe. 
Ik neem de delen over 1977-1978 (verschenen in 1994) en 1978-1980 (uit 1997) ter hand en ga op zoek naar de bezoekjes van Mensje van Keulen. Ik vergelijk haar verslagen ervan met die van Warren, maar vind ook beschrijvingen van bezoeken die niet door Van Keulen geboekstaafd zijn. Zoals op 10 september ’77: ‘[…] Onverwacht kwam ze naar me toe, in een wasem van knoflook, want zij had kikkerbilletjes à la provençale gegeten. Ze kroop in mijn armen, kuste me, begon te huilen en beweerde dat ze van me hield, heel, heel veel van me hield en me nodig had. Ze drukte zich fel tegen me aan, het werd een vrijpartij met kusjes en lieve woorden, maar ik voelde geen enkele opwinding. […] En ik, haar kussend en aaiend, daar naast de gootsteen in de keuken en neerziend op haar schapekrulletjes, de flauwe knoflooklucht inademend, dacht: het is weer eens zover, je houdt een jonge vrouw in je armen waar duizenden mannen je om zouden benijden en je laat je kans onbenut.’ 
Op 21 juli 1978 spreekt Warren met Van Keulen over de op handen zijnde publicatie van zijn dagboeken: ‘“Ik schrijf dingen over jou op die ik je niet in je gezicht durf te zeggen. Mag ik dat dan allemaal publiceren?” Zij vond van wel.’ 
Het dagboek van Mensje van Keulen eindigt met het zo vurig gewenste kind dat er alsnog gekomen is: ‘Naast me ligt mijn zoon, geboren op 1 juni 18.34 uur. Ik kan mijn ogen amper van hem afhouden. Een nieuwe liefde, een overweldigende ongekende liefde.’ Een nieuwe liefde suggereert het vertrek van een oude. Maar hoe het met dat huwelijk van haar afloopt blijft ongewis. Doet het er niet meer toe, of is het een cliffhanger voor een nieuw dagboekdeel? Gelukkig heb ik Warren. In dagboek 15 lees ik bij 23 maart 1983: ‘‘Mensje […] is nog steeds niet van Lon gescheiden en ze heeft ruzie met Theo Sontrop [directeur van Van Keulens uitgeverij De Arbeiderspers]. Die had, zei ze, gehoopt bij haar een tweede kind te mogen maken, en had daar ook nog voor willen betalen. Mensje was er niet op ingegaan. Ze heeft nu een vriend die ze als kaal en eigenaar van een lampenwinkel opvoerde.’
De vriendschap tussen Hans Warren en Mensje van Keulen verwatert. Over een officiële scheiding van Lon wordt niet meer gerept. Hij, Lon, komt jaren later nog eens langs in Zeeland, met een jonge minnaar.

Mensje van Keulen – Neergang van een huwelijk. 
Dagboek 1977-1979. Atlas Contact, Amsterdam 2018 
Hans Warren – Geheim Dagboek. Delen 1 t/m 22
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1981-2002

Tekst Huug Schipper